Om 6u word ik wakker en eet een hele resem notenrepen en nog een handvol abrikozen alvorens me klaar te maken. Tegen 7u15 mag ik meteen aan een kleine klim naar de top van Cap Blanc Nez beginnen. Op de top heb ik moeite om me staande te houden, zo hard gaat de wind daar. Ik slaag er nog in om een foto te maken van het monument voor de Dover Patrol, een eenheid die tijdens WO1 werd opgericht om de Duitsers uit Het Kanaal te houden. Dit monument heeft ook een tweelingbroertje aan overkant nabij Dover en in New York. Tijdens WO2 dynamiteerden de Duitsers het monument op de Cap.
Van helemaal boven op de Blanc Nez heb je een heel mooi zicht tot aan de Gris Nez, maar eveneens in richting van Calais, met daartussenin Sangatte. Ook hier aan de flanken van de Gris Nez is het aantal bunkers niet te tellen. Op de heuvel tegenover, de Mont d’Hubert, zijn er ook weer genoeg littekens uit WO2. De geallieerden moesten immers de schijn hooghouden dat ze in het nauw van Calais hun invasie zouden starten en bombardeerden de kustlijn hier dan ook bijzonder zwaar. De Duitsers konden hun bunkers wat aan het zicht onttrekken door ze aan de achterzijde van de Blanc Nez te bouwen en slechts een klein stukje te laten uitsteken. Erg zwaar voor bommenwerpers om zo hun exacte doel te lokaliseren. In de richting van Sangatte zie ik een enorm meer. Blijkt dat dat een overblijfsel is van de bouw van de Eurotunnel die onder Sangatte loopt. Hier werd alle puin en smurrie tijdens de bouwwerken gedropt. Tijdens WO2 lag op die plaats een enorm bunkercomplex van de Duitsers, de batterie Lindemann, genoemd naar de kapitein van de teloorgegane oorlogsboot Bismarck. Ook van hieruit werd toen op Engeland gevuurd.
Het gaat nu verder richting Sangatte. Net voor het dorpje ligt het kerkhof, waaronder de Eurotunnel gebouwd werd. In Sangatte zou de GR over de dijk moeten lopen. Een plakaat waarschuwt de wandelaar dat het gevaarlijk is om over de dijk te wandelen. En als ik aankom is er überhaupt geen dijk te bespeuren. Ik moet dus over het strand. Dit werd echter één van de rotste stukken van mijn wandeling. Ze zijn hier immers met zwaar materieel aan verstevigingswerken van de “dijk” bezig en elke honderden meters steken hier palenrijen uit de grond. Hierdoor moet ik constant laveren tussen het onharde zand, ontelbare plassen en daarbij komt ook nog een leuk windje. Dit gaat zelfs tot in Calais duren, zo’n 10 kilometer verderop. Door het vele slalommen mis ik ook de afslag van de GR naar de duinen. Op zich niet erg, want die komt later toch op hetzelfde punt uit. Al had ik graag het Fort Lapin van dichterbij gezien, zonder daarvoor om te moeten lopen.
Wanneer ik aan de strandhuisjes kom, is het tijd om naar de dijk te wandelen en zo kom ik ook Calais binnen. Mijn eerste indruk van de stad is zeker niet de beste. Ik vind het allemaal maar lelijk. Aan het Fort Risban zijn er wegenwerken aan de gang en hebben ze de hele voetgangerszone verniewd. Het ziet er mooi uit, maar het past niet bij de lelijkheid van de gebouwen in de buurt. Ik wil het Fort Risban bezoeken, maar kan de ingang niet vinden. Dit fort bood tijdens WO2 nog lang weerstand tegende oprukkende Duitsers. Dicht bij de vuurtoren vind ik een supermarkt en een warme bakker en installeer me dan voor een uitgebreide lunch aan diezelfde vuurtoren. Ik neem ruim de tijd om te eten en mijn voeten wat rust te gunnen. De huizen en appartementsgebouwen zien er maar triest uit.
Ik wil liefst van al zo snel mogelijk de stad uit. Dat doe ik wat later door via de sluizen van het Bassin Carnot oostwaarts de GR te volgen langs de Gare Maritime. Hier zie je een niet aflatende stroom vrachtwagens, hoge hekken, prikkeldraad, militairen, politie,… Je voelt dat het hier menens is. Ik volg de avenue du Commandant Cousteau verder langs diezelfde hekken met prikkeldraad tot ik aan het rondpunt in NO-richting afsla. Niemand houdt me tegen, al staan hier wel verschillende combi’s met agenten. Wat verder is het Rond Point du Hoverport en daar zou ik eigenlijk een weggetje naast de oprit van de A216 moeten nemen. Maar een hoog hek met prikkeldraad verhindert dat. Ik draai helemaal rond op het rondpunt om een doorgang te vinden en ondertussen heeft een stel agenten me ook in de gaten. Ze komen in de verte al uit hun combi. Resoluut stap ik op hen af om hen de vraag te stellen waar ik nu wel door kan. Een agent kijkt me verbaasd aan: “Ah vous êtes randonneur?”. “Oui, je fais le GR 120 et je dois passer par là, mais la route est barrée. Où est-ce que je peux passer?” De agent blijkt geen topografische kaart te kunnen lezen. Ik toon hem dan maar met mijn hand waar ik naartoe moet. “Oui, vous pouvez passer par là, mais après vous ne pouvez plus continuer. C’est interdit!”. “Alors je dois faire un détour?” “Non, vous pouvez passer par là, mais puis vous ne pouvez plus continuer.” Ik merk dat hij niet helemaal begrijpt dat ik wel verder moet kunnen en dus neem ik afscheid van de agent en doe dan maar een kleine omweg. Die leidt me langs de Watergang du Sud naar het zuiden, richting de D119. Die neem ik dan in oostelijke richting. Onderweg kom ik verschillende stille getuigen van de vluchtelingenproblematiek tegen: kleren die op prikkeldraad gegooid worden om erover te kunnen zonder zich te verwonden, her en der kleren op de grond, kleine wegeltjes tussen de bosjes,… En dan op de D119 verschillende groepjes vluchtelingen met pak en zak. Ik vraag aan een bewoner van de straat of het veilig is om hier langs te gaan. Ik heb immers gelezen dat de vluchtelingen door hun wanhopige situatie een tijdlang zeer agressief uit de hoek kwamen. De bewoner weet me te vertellen dat ze over het algemeen wel erg kalm zijn. (Amper 4 dagen na mijn vertrek uit Calais gaan honderden vluchteling in deze straat en in de industriezone met elkaar op de vuist.)
Na een tweetal kilometer kom ik aan de brug over de A216/N216-autoweg. Waar ik sta zie ik overal hekken met prikkeldraad en geen vluchtelingen. Het probleem is dus alleen maar opgeschoven naar de A16, waar geen versperringen zijn en het dus makkelijker is voor de vluchtelingen om aan boord van een vrachtwagen te kruipen. Daar probeert de Franse politie tegenwoordig wel e.e.a. aan te doen. Als je de brug oversteekt zie je op de linkerkant de plaats waar tot de zomer van 2016 de zogenaamde Jungle van Calais was. Het begon met toelating aan de vluchtelingen om het Centre Jules Ferry (vroeger een zomerkamp voor kinderen tussen Duitse bunkers) te gebruiken. De locatie net naast de autoweg maakte het ook ideaal om te proberen in een vrachtwagen te geraken. Die toelating moest uiteindelijk worden ingetrokken omdat de plaats overstelpt werd met vluchtelingen en het een onhoudbare situatie werd. Zodanig zelfs dat er agressie ontstond tussen de vluchtelingen onderling. Uiteindelijk ging de politie er vorige zomer met de grove borstel door en werden de vluchtelingen gedeporteerd naar verschillende locaties over heel Frankrijk. De manier waarop die opkuis gebeurde, stuitte begrijpelijkerwijs op enorm veel protest in Europa.
Het gaat weer verder langs de Digue Taaf. Hier hangen eerst nog een handvol borden om vluchtelingen erop te wijzen zich niet in het natuurgebied te begeven. Op die borden staat “Zone de chasse” en in het Engels “traps”. Dienen deze niet gewoon om de vluchtelingen uit de buurt te houden? Is dit effectief een jachtgebied? Ik zal het nooit weten. Wat ik wel weet is dat de GR er vroeger wel door ging. En alsof er nog niet genoeg ironie in de hele zaak is, kom ik wat verder borden tegen die zeggen dat het natuurgebied hier beschermd is dankzij Europese fondsen. Die “reclameborden” kom ik nog enkele malen tegen. Ik vraag me af hoeveel van die Europese fondsen bij de hulp voor vluchtelingen, enkele kilometers terug, terecht gekomen is.
Wat er ook van zij, ik moet verder. Aan de parking bij de Rampe Paul beslis ik om richting Les Hemmes de Marck te stappen, want mijn watervoorraad is door de hitte en volle zon enorm geslonken. Op het eerste zicht kom ik geen winkeltje tegen. Dan maar aanbellen. Een lieve vrouw vult mijn flessen en doet er mij nog een literfles bovenop uit haar eigen voorraad. Die is uiteraard meer dan welgekomen. Ik zet me op de hoek van de Rue Robelin en de D119E1 even uit de zon om uit te rusten en nog wat te eten. Dan gaat het weer verder richting strand. Eerst kom je weer in een schorre terecht en dan loop je langs een heel smal strandje in oostelijke richting.
Als ik ter hoogte van de bunkers kom, voel ik me plots niet zo prettig. Het is alsof mijn hele lichaam verslapt. Ik weet wat me te doen staat en trek meteen landinwaarts richting bewoonde wereld. Wat verder op de kaart zie ik Les Hemmes d’Oye. Dit dorpje is duidelijk minder bevolkt dan het vorige, maar ik hoop er wel iemand tegen het lijf te lopen mocht mijn situatie niet verbeteren. Mijn toestand gaat er snel op achteruit. Eerst kom ik nog verlaten huizen tegen, dan een paar bewoonde locaties. Ik geraak evenwel niet meer tot aan de deurbel en zet me neer om te rusten. Even later leg ik me ook neer, want dat voelt beter. Het duurt geen vijf minuten of een buurtbewoonster komt naar me toe en vraagt of ze de ambulance moet bellen. Ik denk natuurlijk eerst dat ik het gewoon wat te warm heb gehad, of even iets moet eten en dat het dan wel over waait, dus ik bedank vriendelijk. Toch heeft ze de ambulance gebeld en misschien nog goed ook. Al snel komt die ziekenwagen me oppikken en brengt me naar het Centre Hospitalier in Calais. Daar verblijf ik van 18u dinsdagavond tot 12u woensdagmiddag. Er wordt rhabdomyolyse vastgesteld, het afbreken van spierweefsel en dat zorgde tegelijk voor een bijna-nierfalen. Zoiets kan dodelijk aflopen, maar omdat ik telkens toch genoeg gedronken had, bleven mijn nieren hun werk doen. U begrijpt dat ik mijn tocht onmogelijk kon verderzetten en na een nachtje op hotel in Calais keerde ik huiswaarts.
Gegevens wandeling:
Datum: Dinsdag 27/06/2017
Etappe: Escalles > Les Hemmes d'Oye
Afstand: 29,6 km
Stijgingsmeters: 157m
Dalingsmeters: 182m
Weer: Zeer zonnig, stevige wind in de ochtend, in de namiddag matige wind uit N-NO